Ontwikkelingsaspecten
De ontwikkeling van een mens wordt beschreven aan de hand van een aantal levensfasen. Binnen deze fasen vindt ontwikkeling plaats op allerlei gebieden. We noemen deze gebieden van ontwikkeling ontwikkelingsaspecten.
Hoewel het onderscheiden van aspecten het ons makkelijker maakt dingen te begrijpen, is het eigenlijk niet mogelijk om een scherpe scheiding aan te brengen. Vandaag de dag zijn vooral ook de verbanden tussen al deze aspecten, en de onderlinge invloed van de aspecten op elkaar, van groot belang om een mens te begrijpen.
We onderscheiden de volgende ontwikkelingsaspecten:
- cognitieve ontwikkeling;
- emotionele ontwikkeling;
- sociale ontwikkeling;
- persoonlijkheidsontwikkeling;
- lichamelijke ontwikkeling;
- motorische ontwikkeling;
- seksuele ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling is de ontwikkeling van het denkvermogen. Het is natuurlijk niet zo dat een baby al hetzelfde kan begrijpen als een volwassene. Een baby moet ook het denken nog leren! Dat denkvermogen ontwikkelt zich via een logisch proces. Er zijn allerlei ontwikkelingspsychologen die hier theorieën over hebben ontwikkeld. De meest bekende is waarschijnlijk wel Piaget. Hij deelde de cognitieve ontwikkeling in in vier belangrijke fasen. Kernbegrippen in zijn theorie zijn assimilatie (de behoefte de wereld om je heen aan te passen aan je eigen ontwikkelingsniveau) en accomodatie (de natuurlijke neiging je aan te passen aan je omgeving). Door deze twee vanzelfsprekende processen ontwikkelt een mens zich stapsgewijs tot een logisch denkende en begrijpende volwassene. Om Piaget echt te kunnen begrijpen, is het nodig dat je hier meer over leest.
Emotionele ontwikkeling
De emotionele ontwikkeling is de ontwikkeling van het gevoelsleven. Om je te ontwikkelen tot een evenwichtig en zelfstandig mens is het belangrijk dat je jezelf en al je gevoelens leert begrijpen. Kleine kinderen maken al kennis met de basisemoties boos, bang, blij en verdrietig. Hoe ouder het kind wordt, hoe verfijnder al deze emoties worden. Ook leert het kind combinaties van gevoelens te ontdekken, meestal staat een gevoel niet op zichzelf. Bijvoorbeeld: ik ben boos, maar ook verdrietig. Hoe meer een kind erkend wordt in het hebben van al deze gevoelens, hoe evenwichtiger het kind hiermee om zal leren gaan. Wanneer een kind bijvoorbeeld nooit boos mag zijn, zal het daar later ook grote moeite mee houden.
De emotionele ontwikkeling wordt vaak in één adem genoemd met de sociale ontwikkeling en heet dan sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is logisch dat dat gebeurt, want het emotionele leven heeft veel met het sociale te maken.
Sociale ontwikkeling
De sociale ontwikkeling is de manier waarop een mens leert samen te leven en om te gaan met anderen. Het is zowel binnen je gezin als op school, maar ook bijvoorbeeld op straat, belangrijk dat je weet wat er van je verwacht wordt. Je noemt dit proces ook wel socialisatie. Letterlijk betekent dat 'het aanleren van het geheel van geschreven en ongeschreven regels die gelden binnen een samenlevingsvorm'.
Een kind leert met al die regels om te gaan doordat het van jongs af aan wordt gestimuleerd het gedrag te vertonen dat van hem wordt verlangd. Het kind wordt geprezen als het heel aardig en sociaal is, en gecorrigeerd als het gedrag vertoont dat niet wordt geaccepteerd. Rond het 8e levensjaar gaat een kind ook besef krijgen van goed en kwaad. Het geweten komt tot ontwikkeling.
Wanneer een kind al deze informatie níet krijgt aangeboden door zijn opvoeders, zal het zich slecht staande weten te houden in relaties tot anderen.
Voorbeeld: Met apen zijn onderzoeken gedaan over de gevolgen van het opgroeien zonder soortgenoten. Jonge aapjes werden hiervoor in een ruimte geplaatst met slechts een kussen en een speen voor de voeding. De onderzochte apen lieten later gestoord gedrag zien, werden zenuwachtig en reageerden angstig en agressief op soortgenoten.
Persoonlijkheidsontwikkeling
De persoonlijkheid is datgene wat jou onderscheidt van anderen. Het is het geheel aan factoren dat maakt dat jij bent wie je bent. Je karakter, je temperament, je gevoelens, je interesses, enzovoort.
Je persoonlijkheid hangt natuurlijk ook samen met andere ontwikkelingsgebieden. Het is gedurende je hele leven in ontwikkeling en in sterke mate afhankelijk van de manier waarop je opgroeit en wat je meemaakt in je leven.
Er zijn verschillende psychologische theorieën over de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Sommige zeggen dat je persoonlijkheid 100% is aangeboren (nature), andere zeggen dat het 100% is aangeleerd (nurture). Daartussenin zitten nog combinaties van beide theorieën. Afhankelijk van de tijd waarin je leeft, is de ene of de andere theorie populairder. Denk maar aan de jaren zeventig. De hippies hadden grote invloed op onze samenleving en ook op het denken over de persoonlijkheid van de mens. In het begin van de 21e eeuw zijn veel van hun ideeën alweer achterhaald.
Lichamelijke ontwikkeling
Een schijnbaar onbelangrijk aspect van ontwikkeling voor sociaal-pedagogisch werkers is de lichamelijke ontwikkeling. Toch is dit ontwikkelingsaspect van groot belang in het geheel.
Een ongestoorde en normaal verlopende lichamelijke ontwikkeling is, net als de andere ontwikkelingsaspecten, een belangrijke voorwaarde je gezond te kunnen ontwikkelen. Helaas gaat hier voor veel kinderen al veel fout. Zowel tijdens de zwangerschap als in de jeugd is de lichamelijke ontwikkeling een gevoelig proces. Hersens, organen, zintuigen, alles ligt vast in de complexe wereld van genen en cellen. Er hoeft maar een klein foutje in dit basisplan te zitten of er doen zich problemen voor in de ontwikkeling. Kleine foutjes kunnen verdraaid lastig maar goed leefbaar zijn (een bril, flaporen), maar grotere foutjes maken dat je echt een beperking of een chronische ziekte hebt. Deze beperking heeft een grote invloed op de andere aspecten van je ontwikkeling.
Motorische ontwikkeling
Je motoriek is je bewegingsapparaat. Spieren, gewrichten, zenuwen, alles waarmee je je lichaam bestuurt. De motorische ontwikkeling is dus de ontwikkeling van je capaciteiten om je te bewegen.
Baby’s zijn motorisch nog geheel afhankelijk van anderen. Ze hebben nauwelijks controle over hun bewegingen en kunnen niet zelfstandig lopen of zitten.
Na 1,5 jaar is dat al heel anders. Ze kunnen dan lopen, zitten en omrollen. Dit alles heet de grove motoriek. Het betreft je mogelijkheden jezelf te verplaatsen.
Daarnaast leert een kind van 1,5 jaar ook steeds meer kleine motorische handelingen te verrichten; het vastpakken van een pen, het inpassen van een puzzelstukje, het oppakken van een klein pluisje met duim en wijsvinger. Dat alles noemen we de fijne motoriek. Deze fijne motoriek heeft veel te maken met de coördinatie tussen ogen en handen.
Seksuele ontwikkeling
Seksualiteit is verbonden met basisbehoeften als liefde en warmte, en met de behoefte van de mens, als biologisch wezen, zich voort te planten. Het geeft ons tevens de mogelijkheid ons te uiten en genegenheid voor een ander te laten zien. Seksualiteit is dus een wezenlijk onderdeel van de menselijke ontwikkeling.
De vroege ontdekking van baby’s eigen lichaam, het beleven van plezier aan het lichaam door knuffelen, kietelen, de acceptatie van het eigen lichaam als puber, al deze dingen zijn verbonden met de manier waarop we later seksualiteit zullen beleven. Een open en accepterende houding van opvoeders ten opzichte van seksualiteit draagt bij aan een harmonieuze seksualiteitsbeleving waarin schaamte en agressieGEEN rol spelen.
Ontwikkelings Fases
Bij kinderen kun je volgende fasen onderscheiden:
- prenatale fase;
- babyfase;
- peuterfase;
- kleuterfase;
- schoolkindfase;
In iedere fase van het leven vinden kenmerkende en essentiële processen plaats op elk van de volgende ontwikkelingsaspecten:
- cognitieve ontwikkeling
(verstandelijke ontwikkeling); - emotionele ontwikkeling
(ontwikkeling van het gevoelsleven); - lichamelijke ontwikkeling
(groei, ontwikkeling van organen en hersenen, zintuigen); - persoonlijkheidsontwikkeling
(ontwikkeling karakter en persoonlijkheid); - motorische ontwikkeling
(ontwikkeling van het bewegingsapparaat); - sociale ontwikkeling
(ontwikkeling van de relaties met anderen); - seksuele ontwikkeling
(ontwikkeling van de eigen seksualiteit).
Prenatale fase
De periode vanaf conceptie (verwekking) tot aan de geboorte van een baby heet de prenatale fase. Het is een uiterst gevoelige periode waarin het hele lichaam zich ontwikkelt: van lijf tot organen en hersenen. Wanneer de moeder drugs gebruikt, rookt of drinkt, kan er veel mis gaan met de ontwikkeling van de ongeboren baby. Daarnaast kunnen erfelijke afwijkingen of ziektes voor veel problemen zorgen.
Reeds in dit stadium ontwikkelt de vrucht zich op emotioneel, zintuiglijk en motorisch gebied.
Babyfase (geboorte tot 1,5 jaar)
De eerste periode van een mensenleven is de babytijd. Deze loopt tot ongeveer het moment dat een baby gaat lopen, zo rond de 1,5 jaar oud.
De eerste maanden, waarin de baby nog volledig afhankelijk is van (moeder)melk, noemen we het kind ook wel zuigeling.
Er vindt een enorme groei plaats in de eerste periode van het leven. Op alle gebieden groeit, ontdekt en leert een baby. Hij leert taal te begrijpen en zijn omgeving te herkennen.
In deze periode is het vooral opvallend dat de baby zich gaat hechten aan zijn vaste verzorgers. Wanneer deze gehechte relatie onvoldoende tot stand komt, kan een kind daar zijn hele verdere leven problemen van ondervinden.
Peuterfase (1,5 tot 4 jaar)
Wanneer de baby gaat lopen en praten, zie je in korte tijd een heel ander kind ontstaan. De afhankelijkheid van de eerste levensfase wordt verruild voor een grotere mate van zelfstandigheid. De peuter krijgt in de gaten dat hij een zelfstandig wezen is, met een eigen wil.
Hij leert nu te praten en wordt rond het derde levensjaar zindelijk. Hij gaat langzamerhand leren met andere kinderen samen te spelen. Hij praat gericht met anderen. In deze periode gaat een kind nog geheel op in zijn eigen fantasieën. Hij is niet in staat zijn droombeelden van de werkelijkheid te onderscheiden.
Kleuterfase (4 tot 6 jaar)
Vanaf 4 jaar gaan de meeste kinderen naar school. Vanaf hun vijfde zijn ze leerplichtig. Mede doordat de kinderen naar school gaan, beginnen ze zich voor het eerst meer te richten op anderen dan hun eigen gezinsleden. De interactie met leeftijdsgenoten is het begin van vriendschapsrelaties. Deze relaties zijn gebaseerd op gezamenlijke interesses en activiteiten. Het kind leert sociaal gedrag door groepsgenoten te imiteren.
Schoolkindfase (6 tot 12 jaar)
In de loop van de schoolgaande jaren gaan kinderen hun geweten ontwikkelen. Zo rond het 7e jaar begrijpen kinderen wat de geldende waarden en normen in hun omgeving zijn. Een accepterende en warmvoelende opvoedingsstijl zou bijdragen aan de ontwikkeling van een goed functionerend geweten.
Het logisch denken ontwikkelt zich nu snel. Kinderen krijgen meer inzicht in oorzaak en gevolg en kunnen abstracter denken. Daarbij is het van belang onderwijs te bieden dat aansluit bij het ontwikkelingsniveau van het kind.
Ook worden in deze periode meisjes meer en meer gericht op meisjes, en jongens op jongens. Pas tegen het intreden van de puberteit ontstaat een hernieuwde belangstelling voor het andere geslacht.
Maak jouw eigen website met JouwWeb